Heerlijkheid (1/2)


Gemeente Adegem - Hoeven
Gemeente Adegem - Heerlijkheid

Heerlijkheid.

De voornaamste heerlijkheid van Adegem was die van Praat, gelegen ten Oosten der kerk, ter wijk Balgerhoeke, en strekte zich op 28 bunder tiendevrij land uit. Ten jare 1548 vinden wij deze heerlijkheid, waartoe zes achterleenen behoorden, in bezit van Anna van Rijmerswalle; in 1619 met het medegaande goed Malcote onder het erfdeel van Samuël de l'Espinoy, ter nalatenschap van Jonkheer Hendrik de Perreau, zijn moederlijken oom, en in 1630, bij koope jegens Pieter de l'Espinoy, van Jan vander Speeten, heer van Eekloo. Deze laatste overleed den 8 Juli 1644, en werd in 't bezit der heerlijkheid opgevolgd door een zijner zonen, Simoen vander Speeten, heer van Reehage, "denwelcken uit liefde ende affectie die hij draghende was tot Jan Baptist vander Speeten, zijnen eenigen zone, ende andere redenen, hem hiertoe mouverende" de beide leengoederen van Praat en Malcote, zijnen genoemden zone, bij akte onder dagteekening van 31 Maart 1650, opdroeg.

Een der van 't hof van Praat gehouden leenen, onder land, meersch en bosch 100 gemeten groot, droeg den naam van 't goed te Zuidhoute en werd in 1619 Maasbouwens (nu Maasbone) geheeten. De leenhouder was verplicht alle jaren te Allerheiligen of ten langste acht dagen nadien, in 't hof van Praat, een paar "herten valckeniers hantschoenen" te brengen.

De heerlijkheid van Balgerhoeke had haren zetel te Eekloo, zoodat de aldaar wonende of aangehouden personen in die stad hun recht gingen halen.
Verscheidenmaal, onder andere ten jare 1433, ontstonden geschillen tusschen de wethouders van Eekloo en Maldegem, over het recht van vonnissen, dat telkens die van Eekloo werd toegewezen.

Een ander voornaam leengoed, mede den titel van heerlijkheid voerende, was het Goed ter Heiden, ter wijk Murkel. Volgens een tekoopaankondiging van dit goed, voorkomende in de Gazette van Gend, op 22 December 1788, bestond het "in een hofstede met het huis, stallingen, schueren, steenen poorte, enz... groot onder landen, bosschen en drij dreeven, omtrent 100 gemeten, liggende te zamen in de prochie van Adegem, zuydoost van de kerke, behoorende tot hetzelve heerschap zekere inkomende rente van 77 schelen, 6 penningen parisis ofte daeromtrent, 20 laeten, 2 viertalen en een derde deel evene; wordende van deze heerlijkheid ook gehouden zes manschepen, die staen ter bester vrome, ende vermag te stellen eenen bailliu, die met mannen en laeten vermagh wet te doene na de oude costume".

.../...