Kerk (1/3)


Gemeente Adegem - Kerk
Gemeente Adegem - Kerk

Kerk.

Dewijl het ons door de geschiedenis bevestigd is, dat de H. Amandus omtrent 630 met de villa van Adegem, door Koning Dagobertus werd begiftigd, zoo staat het buiten allen twijfel dat deze heilige aldaar het geloof heeft verkondigd; waaschijnlijk bouwde hij er de eerste kerk.

In de Xe eeuw bestond hier zelfs een klooster, waarvan door den geschiedschrijver Meyer (Meyerus) in de "Annales Flandria" op het jaartal 956 en in de "annales abbatiæ sancti Petri Blandiniensis" gesproken wordt.

Het patroonrecht over de kerk van Adegem werd, met de altaren van Eekloo en Coolscamp, aan het kapittel der kanunniken van Harelbeke afgestaan.

De heeren van Maldegem voerden den titel van bewaarders der Kerk en hadden daarvoor recht aan 300 à 400 eieren 's jaars.

De parochie, die zich breed uitstrekte, hoorde aanvankelijk aan het bisdom van Doornik en de dekenij van Aardenburg.

Met de oprichting der nieuwe bisdommen, in 1539, ging de gemeente over tot het Bisdom van Brugge, totdat zij met het concordaat van 1801 onder het bisdom van Gent en de dekenij van Eekloo werd begrepen.

De wijken Raveschoot en Balgerhoeke, die tot dan toe van de gemeente deel uitmaakten, werden in 1804 er van gescheiden en bij Eekloo gevoegd.

De kerk is toegewijd aan den H. Adriaan, en werd in 1842, ter uitzondering van den toren, naar het plan van Minard, in een waarlijk onnoemelijken stijl herbouwd. Vooral de voorgevel met zijn driekantige kap, welke den toren om zoo te zeggen geheel aan 't zicht ontneemt, is zoo misvormig en buiten verhouding, dat men er reeds aan gedacht heeft, dit deel van den tempel te veranderen.

Vroeger stond de Kerk, gelijk alle van dien tijd, met het koor naar het Oosten gericht, dus met den ingang naar Maldegem, vanwaar de kerkwegeling er vlak opliep. De toren stond in het midden en dan moet de aanblik op Adegems kerkje vrij aangenaam geweest zijn. Toen in 1842 de kerk werd afgebroken, kon men zich van haren eerbiedwaardigen ouderdom overtuigen. Het torentje, als merkwaardig overblijfsel van den Romaanschen stijl uit het overgangstijdvak (twaalfde eeuw) heeft men willen behouden; vandaar het onoogelijk voorkomen der Kerk op onze dagen.

Nochthans is de toren die van de XII of XIII eeuw dagteekent een merkwaardig overblijfsel van de middeleeuwsche bouwkunst, en thans geklasseerd onder de monumenten van derde klas.

.../...