- Kleine landbouwer op de Leest te Waarschoot
- Geboren op 6.12.1623 te Waarschoot Ambacht
- Gehuwd op 23.10.1646 te Waarschoot met Martina Wille, 9 kinderen
- Overleden op 9.2.1698 te Waarschoot Kerkstraat
- Een pestepidemie eist vele doden
- Waarschoot nog steeds een centrum van oorlogsgebeurtenissen
- Waarschoot wordt in brand gestoken door Franse troepen die ook het vee opeisen
- Allerlei legers eisen voeding voor de soldaten en foerage voor de paarden
- Zijn zij naar het kerkhof gevlucht om zich tegen de Fransen te beschermen ?
- Zij verliezen zes van hun negen kinderen, waarvan vijf op zeer jonge leeftijd.
Doopakte van V.2.Joris
Die 6a Decembris 1623
baptizata est proles mas-
cula Adriani de baets et
Joanna Meresone, vocatur est
Georgius. Patrimus Georgius
de baets. Matrima Cornelia
Clays uxor Vincentis Buysse
Purif.27 decembr. 1623
Op de 6de december 1623
is gedoopt een mannelijk kind
van Adrianus de baets en
Joanna Meresone, genaamd
Georgius. Peter : Georgius
de baets. Meter Cornelia
Clays, echtgenote van Vincentius Buysse
Gezuiverd op 27 december 1623
Dooppeter Georgius De Baets is waarschijnlijk III.6.Joris, de
grootvader.
Vincentius Buysse kan een broer zijn van Joanna Buysse, meter van
V.3 Joanna.
Doopmeter Cornelia Clays, echtgenote van Vincentius Buysse, is dan
een tante van V.2 Joris.
V.2.Joris was eveneens landbouwer in de "Kerkstraat", meer bepaald op
een hofstede met landbouwgrond gelegen ten westen van de straat die nu de Leest
noemt, dus links wanneer men van Ter Beke naar de kerk van Waarschoot gaat.
De naam Leest komt van een herberg gelegen in de Wispelaerenhoek, de vroegere
benaming van die straat. V.2.Joris zal die herberg de "Leest", uitgebaat
door Carel de Corte, klompenmaker en herbergier, wel gekend hebben. De voorraad
dranken was in 1571, dus ten tijde van II.2.Joris reeds aanzienlijk : in
de kelder : 8 stoop jenever, 100 flessen wijn, 8 stoop Hollandse anijs, 5 stoop
Franse brandewijn, 16 stoop inlandse anijs, 8 stoop inlandse jenever en 3 al dan
niet gevulde vaatjes brandewijn.
Als tienjarige knaap zal hij de pestepidemie van 1633 gekend hebben die zovele
slachtoffers eiste "dat er geene plaats op het kerkhof overbleef om de
lijken ter aarde te bestellen". Verder deed zich ook een epidemie voor
in 1697. Joris stierf op 9 februari 1698. Was het ook ingevolge die epidemie
? Alhoewel, zoals we verder zullen zien, bereikt hij de voor die tijd respectabele
leeftijd van 77 jaar.
Op 12.7.1646 heeft de ondertrouw plaats tussen Joris en Martina Wille
voor onderpastoor Joannes Driesman uit Zomergem (de eerste onderpastoor van Waarschoot
werd slechts in 1656 benoemd), die het huwelijk inzegent op 23.10.1646. Waarom
het niet de pastoor van Waarschoot Cornelis de Wit is die het huwelijk inzegent
is een raadsel. Getuigen zijn Joannes Buysse, Pieter Beeckmans en
Joanna van de Kerckhove (echtgenote van Pieter de Pau). Joannes
Buysse is waarschijnlijk een zoon van Vincentius Buysse en Cornelia
Clays (meter van V.2 Joris). Joanna van de Kerckhove komt verder
terug als meter van VI.3 Jan.
Huwelijksakte van V.2.Joris met Martina Wille
Martina Wille is geboren ca. 1624 vermoedelijk te Waarschoot (doopakte
niet gevonden). Zij werd er op ± 54 jarige leeftijd begraven op 1.8.1678,
dit is bijna 20 jaar vóór haar man.
Op datum van haar overlijden heeft zij reeds zes van haar acht kinderen verloren
en is er nog één minderjarig kind onder de hoede van de vader: Petrus
(volgt sub VI.7.) die op dat ogenblik 17 jaar oud is terwijl zijn broer
VI.6.Martinus 20 jaar is en zijn zuster VI.5.Anna 23 jaar. VI.1.Adrianus
die gehuwd was, is op 29- jarige leeftijd op 28 april 1676 overleden, haar tweeling
VI.2.Petrus en VI.3.Jan zijn gestorven respectievelijk wanneer ze
3 jaar en 19 dagen oud zijn. VI.4.Joanna heeft slechts één
maand geleefd. VI.8.Georgius leefde slechts zes maanden.
Begrafenisakte Martina Wille
Anno 1678 die 1a Augusti
circa octis horis obiit
Martina Wille uxor Georgii
de baets aetatis est circiter
54 anno + ...............
In het jaar 1678 op 1 augustus
Omstreeks acht uur.stierf
Martina Wille, echtgenote van Georgius
de baets oud ongeveer
54 jaar + ...............
Begrafenisakte van V.2.Joris
......... obiit hora jj.x ...Georgius de baets, vid.
Martine Wille
...... est: ......,............;etatis anno 77 ..........
Joris zal de voor die tijd zeker zeer respectabele leeftijd
bereiken van 77 jaar !
De pastoor is Joannes-Baptiste van den Bossche, pastoor te Waarschoot benoemd
op 5 maart 1685.
Na het overlijden van de vader Joris op 9.2.1698, wordt het land per
acte van 2.9.1698 onder de kinderen verdeeld. Deze acte werd nog niet teruggevonden.
De datum ervan wordt echter vermeld in de "staat van goederen" van VI.7.Petrus.
Ondanks diverse verdere opzoekingen konden wij de acte van verdeling van 2.9.1698
niet vinden. Dit zou nochtans een interessant licht werpen op het verhaal. Voorlopig
blijft dit een onbeschreven bladzijde.
Het gezin van Joris en Martina Wille heeft te Waarschoot wel
een zeer beroerde tijd gekend uit onze geschiedenis. (Bron
: Geschiedenis van Waarschoot - Achiel De Vos - blz 463 - 466)
De Franse veroveringsoorlogen
1. De Vrede van Munster erkende de onafhankelijkheid van het Noorden
Toch was er nog geen echte vrede: sinds 24 juni 1635 waren Spanje, dus ook
Vlaanderen en Frankrijk, met elkaar in oorlog. Dit zullen we (de Waarschotenaars)
vlug genoeg ondervinden.
Hoewel de Vrede op 5 juni 1648 te Gent plechtig werd afgekondigd, heeft er
op 22 augustus van hetzelfde jaar (Joris is dan 23 jaar !) reeds een monstering
plaats van de wacht "jegens dinvasie vanden vyand", moet er reeds foerage
verschaft worden aan een cavalerie-eenheid en worden er reeds pioniers naar Ieper
uitgezonden.
Van nu af begint de plaag van de militaire inkwartieringen. In 1653 logeren,
alleen bij Jan Dobbelaer zoon van Joris, pachter van het goed ter Beke, een kolonel
met een suite van 16 personen en 16 paarden die hij volledig diende te onderhouden.
In 1655 wordt Waarschoot overspoeld door Henegouwse vluchtelingen, die met hun
hebben en houden van het ene dorp naar het andere doorgestuurd werden. Aldus diende
Waarschoot enkele dagen in te staan voor de bevoorrading van 267 paarden, 642
hoornbeesten, 226 varkens, 638 schapen, vergezeld van 600 personen, meestal vrouwen
en kinderen. Op 20 juli 1657 geeft Waarschoot 19lb.9s. 4g. uit aan een compagnie
cavalerie van Don Pedro de Palaciodo.
Van nu af wordt het uitkijken naar de "fransche vijand", die in 1659
lelijk huis had gehouden te Knesselare. De pachter van de Filipsdaalder voor de
periode 1 mei-31 oktober 1667 vraagt in 1668 afslag. Nog net voor de afkondiging
van de Vrede der Pyreneeën binnen de kasselrij op 18 maart 1660, wordt Waarschoot
op 5 en 6 februari 1660 overspoeld door 10 compagnies van kolonel Caschar. De
herbergierrekeningen liepen hoog op en bereiken op die paar dagen het fabelachtige
bedrag van 124 lb. 7s. 10g.
Reeds in 1667 breekt de oorlog tussen Frankrijk en Spanje opnieuw uit. Het
is niet in onze bedoeling een chronologische bespreking te brengen van de oorlogen
van Lodewijk XIV, wel enkele hoogtepunten te brengen, waarin de strijd te Waarschoot
het felst oplaaide en de oorlogsperikelen het dorp het felst hinderden.
Dit was alvast het geval in 1668 wanneer Waarschoot een speciale vergoeding
van 622lb. 4s. van de kasselrij toebedeeld krijgt om 4 compagnies cavalerie te
logies te verschaffen gedurende niet minder dan 5 maanden. Dit logement ging uiteraard
gepaard met heel wat bange verwachtingen. De weerloze inwoners wendden zich tot
hun natuurlijke leiders : de pastoor, de burgemeester, de griffier en de baljuw.
Op 21 mei 1668, midden in de nacht trok de pastoor Daniel van Riest naar het Franse
leger te Bellem om een vrijgeleide los te krijgen "als vresende van ure tot
ure de marsse van het fransche legher deur onse prochie naer het land van Waes".
Op 25 juli 1668 hadden baljuw en griffier een volle dag nodig om de schade op
te nemen in de kaalgevreten meersen. "deurdien dat gheduerende de voorn. Saisoene
opghecomen sijn soo groote troublen van oorloghe dat generael al de Insetenen
gheduerich hebben moeten vluchten ende weghloopen sonderlynghe ten respecte van
de ravaige bijden franschen vijand aldaer ghedaen".
En de reeks gaat maar door: opnieuw plunderingen in 1673 "door het fransche
legher ... mits sij aldaer alles hebben gherooft ende gheplundert, mitsg. alle
wijnen ende bieren vuytghedroncken ende ten dele medeghevoert". Verplicht
vervoer en logement waren schering en inslag. Vanaf maart tot 6 juli 1677 lag
Waarschoot overstelpt met troepen van de prins van Oranje en met "vele ende
diveirsche passaigen ende repassaigen van de Chrijgsvolckeren deur deselve prochie".
2. De belegering van Gent in 1678 en haar gevolgen te Waarschoot
Toen het menens werd met de belegering van Gent verzamelde de Waarschootse
gemeenschap zich in maart 1678 met haar hebben en houden, veestapel en meubelen,
op het kerkhof en binnen de kerk. Daar hoopten zij, bewapend als zij waren, van
de Fransen een sauvegarde af te dwingen. Kleine groepen Fransen konden verdreven
worden, maar toen een grotere groep arriveerde en voor de afkoop van het vee 160
patacons vroeg, weigerden de dorpsnotabelen hierop in te gaan, waarop de Fransen
het vee wegdreven in de richting Daasdonk (Sleidinge) naar de hofstee van Joris
Dhanens. Pastoor, baljuw en burgemeester volgden die opgejaagde kudde, in de hoop
in laatste instantie nog een akkoord met de Fransen uit de brand te kunnen slepen.
Er is weinig verbeelding nodig om dat nachtelijk spektakel van een dorp op
de vlucht te volgen. Te Daasdonk kwam men uiteindelijk toch tot een overeenkomst
: de Fransen eisten 91 lb. g., 40 koeien en 3 paarden. Dank zij een proces, dat
later gevoerd werd, om een evenredige ommestelling te bekomen voor dat geleden
verlies, zijn wij in staat deze beeldende beschrijving te brengen. Vermelden wij
nog slechts dat de mest, door het vee achtergelaten op het kerkhof, voor 19 lb.
14s. verkocht werd ten voordele van de kerk en dat het kerkhof daarna diende geplaneerd
te worden, wat niemand zal verwonderen!
3. Waarschoot te vuur en te zwaard op 22 december 1683
De oorlogscontributies, opgelegd door de Franse troepen, namen steeds toe en
vormden een ondraaglijke last voor de bevolking. Reeds in 1677 liepen die Franse
oorlogscontributies op basis van 9s. per gemet (3 maal hoger dan de normale quota
van de Oudburg), op tot 1.446 lb. 3s. In 1683 vorderde de Oudburg opnieuw 233
lb. 15s. op Waarschoot, terwijl de Fransen steeds maar dreigden met executie d.i.
de verwoesting van het dorp voor niet-betaling.
Die kwam er inderdaad voor geheel het Oud-contributieland en de streek omheen
de Brugse Vaart op 22 december 1683. Te Waarschoot alleen werden 164 huizen geheel
of gedeeltelijk in de as gelegd : ook schuren, ovenburen en wagenhuizen moesten
eraan geloven. Zelfs de priorij werd niet gespaard. De totale schade werd toen
geraamd op 8.181 lb. 10s. g. De niet-gesinistreerden moesten een speciale belasting
opbrengen om de meest getroffenen hiermee gedeeltelijk te vergoeden. Waarschoot
was trouwens het zwaarst getroffen dorp van de Oudburg.
En opnieuw, nauwelijks enkele dagen later op 10 januari 1684, wordt de kasselrij
met Franse oorlogscontributie overstelpt. Waarschoot moet voor zijn deel 6.876
gulden betalen. Wanneer de oorlog in 1689 opnieuw oplaait heeft Waarschoot vooral
overlast van militaire "logementen". Het zijn hoofdzakelijk de herbergiers die
figuurlijk en werkelijk het gelag betalen. Hier volgen enkele voorbeelden, echter
zonder volledigheid te betrachten.
In juni 1689 valt een Spaanse partij bij Jan van der Donck, tavernier in de
Leest, binnen en drinkt alles op. Voorbijtrekkende Hollandse legers uit Sluis,
nu bondgenoten van de Spanjaarden tegen de Fransen, krijgen op het kerkhof proviand:
de baljuw bezorgt hun een ton bier, er worden 19 reuzebroden versneden van elk
12 pond en daarenboven nog 22 pond kaas.
Het jaar 1690 lijkt op dat stuk wel alle records te breken. Reeds op 11 januari
"logeert" er een Duitse cavalerie onder kolonel Amerstein. Nu viel het niet altijd
mee soldaten op logies te hebben. Baljuw Charel Van Hoorebeke kreeg op 8 juni
1690, 100 Engelse militairen op bezoek, die een ton bier dronken, hout en stro
verbrandden en waarvan de 8 officieren aan tafel dienden gevraagd. Op de achtertuin
werd ondertussen zijn pluimveestapel gestolen bestaande uit 20 hennen, 8 eenden
en 1 gans.
Tijdens de maanden oktober en november 1690 verblijven er 4 regimenten Spaanse
dragonders en het regiment van Karel van Lorreinen op de parochie: dit betekende
meteen dat niet minder dan 2.968 paarden één of meerdere dagen dienden
gefoerageerd te worden. Dit bleef onafgebroken voortduren tot 1697. De herbergier
in "de Kroon", noteerde voor 1694 een tegoed van 174 lb. 6s. 5g. en voor de eerste
maanden van 1695 nog eens 65lb. 15s. 9g. Ook in de herberg "de Zwaan" dienden
zware rekeningen betaald.
Nog in 1691 had Waarschoot grote moeite om "rudessen" allerhande in
te dijken. Met grote moeite slaagde men erin 1.200 militairen samen te houden
op het kerkhof. Op één oktobernacht van 1691 hadden zij niet minder
dan 150lb. van de landlieden afgeperst. Een dorpeling werd met een sabelhouw gewond
aan zijn hoofd, terwijl bij een ander voetbranderspraktijken werden gebruikt om
aan geld te geraken. Andere inwoners werden onder bedreiging verplicht wijn, brandewijn,
vlees en andere eetwaren aan te brengen. Op één nacht was hierdoor
een schade van 487lb. aangericht. Daarnaast bleven oorlogscontributies, levering
van wagens en opeising van pioniers voortduren.
In een samenvattende staat van 12 april 1694 geeft de magistraat van Waarschoot
een overzicht van de schade die zij sinds 1689, begin van de oorlog der Augsburger
Liga, zowel van de verbonden als van de vijandelijke (Franse) legers ondervonden
hebben. Op vijf jaar beliep de rekening 15.846 lb. 17s. 2d.. Die moest in principe
door de kasselrij worden terugbetaald.
Conclusie en vragen die nooit zullen beantwoord worden :
- vluchtten de 54-jarige Joris en de 54-jarige Martina in maart
1678 naar het kerkhof met hun kinderen ? Anna, voor zover ook nog
niet overleden, is 24 jaar, Martinus is er 21, Petrus is 17 en de
jongste Georgius is 11 jaar.
- hebben zij Franse soldaten moeten logeren ?
- hadden zij ook vee dat zij hebben moeten afstaan ?
- hebben zij ook foerage moeten leveren voor de legerpaarden van de Spaanse
dragonders ?
- .... ?
De kinderen van V.2.Joris en Martina Wille
Over de foutieve schrijfwijze van onze familienaam bij de kinderen van Joris
en Martina:
de familienaam de Baets wordt door de pastoor Cornelis de Wit bijna altijd
verkeerd geschreven : als de Boets of de Bots. Dit is te begrijpen
als men weet dat Cornelis de Wit (pastoor van 1641 tot 1659), een geboren Brabander
was, afkomstig uit Hilvarenbeek, in het nieuw opgerichte bisdom 's Hertogenbos.
Waarom hij pastoor werd in Vlaanderen in Waarschoot is geen raadsel meer. Na zijn
wijding tot priester kon hij niet meer aan de slag in het bisdom 's Hertogenbos.
Na een vrij lang beleg hadden de Staatse troepen immers in 1629 onder leiding
van prins Frederik Hendrik de bisschoppelijke stad ingenomen. De overwinnaars
vestigden er een Calvinistisch bewind en verboden, eerst in de stad en vanaf 1633
in heel de meierij van 's Hertogenbos, elke openbare uitoefening van de katholieke
godsdienst. De koningsgezinde gouverneur, de bisschop en alle mannelijke geestelijken
dienden de stad te verlaten en de kathedraal werd een gereformeerd bedehuis. Walter
van Hoorick geeft die uitleg aan een identieke situatie in Leefdaal bij Tervuren
waar de pastoor Willem de Metser, eveneens afkomstig uit het bisdom 's Hertogenbos,
in hetzelfde jaar 1641, deservitor (onderpastoor) benoemd wordt. (Vlaamse
Stam, jg. 43, nr. 1, januari 2007, p 65).
Wel kan men begrijpen dat hij de uitspraak van sommige familienamen niet goed
begreep en die dan neerschreef zoals hij het goed meende te horen. De nieuwe deservitor
schrijft de Bots. De ouders en de peters en meters waren inderdaad ongeletterd
en konden hun eigen naam niet schrijven. Er is echter, via de naam van de moeder
Martina Wille, niet de minste twijfel over de familiebanden.
- VI.1. Adrianus de BOETS :
° 28.10.1647 (00 uur) te Waarschoot = 3. 11.1647 te Waarschoot Kerckstraete.
Peter : Adriaenus de BOETS (zie IV : de grootvader ?), Meter : ?. x : Adrianus
zal op 5.5.1674 te Waarschoot huwen met Petronella De Vos en op 28.4.1676,
dus op 29-jarige leeftijd en minder dan twee jaar na zijn huwelijk te Waarschoot
overlijden.
Doopakte van Adrianus

Overlijdensakte van Adrianus

- VI.2. + VI.3. : tweeling Petrus en Jan de BOETS :
° 15.6.1650 (10.00 uur voor Petrus, 11 uur voor Jan) en = 15.6.1650
te Waarschoot.
Petrus : Peter : ? Meter : Elisabeth De BOETS (familieverband niet
gevonden). Het kind sterft reeds op 3-jarige leeftijd te Waarschoot op 16.6.1653.
Jan : Peter : Johannes Wille (een broer van de moeder?), Meter :
Joanna Van Kerchhoeve, echtgenote van De Pau Petrus Deze baby leefde
slechts 19 dagen en sterft te Waarschoot op 4.7.1650. Joanna Van Kerchhoeve
(Kerckhove), echtgenote van Petrus De Pau, was ook getuige van het
huwelijk van de ouders.
Doop- en begrafenisakte tezelfdertijd van de tweeling

- VI.4. : Joanna de BOETS :
° 13.5.1653 (7uur) en = 18.5.1653 te Waarschoot. Peter :Gabriel de Pau.
Meter : Catharina Meereson, weduwe van Adrianus Berens. Het kind
overlijdt reeds één maand later te Waarschoot op 15 juni 1653.
Doopakte van Joanna
De voornaam van de vader is niet goed leesbaar
maar is niet juist geschreven -- Toch is er geen
vergissing mogelijk, de naam van de moeder is
wel degelijk Martina Wille

- VI.5. : Anna de BOETS :
° 21.11.1654 (02.00 uur) en = 29.11.1654 te Waarschoot. Peter : Georgius
Pauwels, zoon van Petrus. Meter : Anna De Kock
Doopakte van Anna

- VI.6. : Martinus :
Hij wordt geboren tijdens één van de stengste winters van de eeuw
(het vroor bijna bestendig van 24 december 1657 tot 18 februari 1658) op 3.12.1657
(21.00 uur) en wordt gedoopt op 5.12.1657 te Waarschoot. Peter : Antonius De
Craene. Meter : Maria De Catulle, echtgenote van Petrus Verbrughe.
Martinus is getuige bij het huwelijk van zijn broer Petrus (sub
VI) en geciteerd in de "staat van goederen" opgesteld ingevolge het overlijden
van Petrus.
Doopakte van Martinus
